Een familiestatuut kan een uitstekend document zijn om, als (toekomstige) aandeelhouders en (toekomstige) medewerkers vast te leggen welke toekomst men voor ogen heeft met de onderneming en met de relatie familie-onderneming.

 Het statuut zal, als alles naar wens verloopt, dienen om gezamenlijk focus te houden en om, wanneer er meningsverschillen optreden, duidelijk voor ogen te houden welke waarden en normen als gemeenschappelijk uitgangspunt zijn overeengekomen.

Maar dan dienen de keuzes die zijn gemaakt wel vooraf te zijn gebaseerd op volledige consensus.

De belangrijkste valkuilen geef ik hieronder weer:

  1. Het statuut wordt geschreven en ter goedkeuring aan de familieleden voorgelegd.
    Daarmee kan het nooit de status krijgen van een gezamenlijk document. 
Wat het statuut werkelijk waarde geeft wordt bepaald in het ontwikkelingsproces. 
Daarin wordt de actieve inbreng van alle betrokken familieleden gevraagd, komen mogelijke belangentegenstellingen (en die zijn er per definitie!) aan de orde en wordt ruimschoots tijd gemaakt om tot echte, gezamenlijk gedragen, keuzes te komen.
  2. Een van de familieleden (vaak de DGA) neemt het voortouw bij de ontwikkeling van het statuut. Daarmee wordt een belangrijke barriëre opgeworpen om te komen tot een evenwichtige afweging van alle belangen en overwegingen.
Het is eenvoudig voor te stellen dat, wanneer de DGA als “moderator” optreedt bij het schrijven van het statuut, het voor sommigen moeilijk zal zijn om hun visie eerlijk en zonder remmingen kenbaar te maken. Daarentegen zullen andere familieleden vaak het gezag missen om bij verschillen van inzicht tot een gezamenlijk gedragen document te komen.
  3. Het statuut wordt beschouwd als onveranderlijk. 
Een familiestatuut heeft een beperkte “levensduur”. De onderneming evolueert en hetzelfde geldt voor de verhoudingen binnen de familie. 
Bij dat laatste valt te denken aan partners van familieleden die hun intrede doen en die wellicht belangstelling tonen voor een positie in de onderneming.
Niet alle consequenties van alle mogelijke ontwikkelingen kunnen (of moeten) vooraf worden vastgelegd. Dat zou het statuut tot een onhandelbaar stuk maken.
Daarom is het belangrijk om elke 2 tot 3 jaar na te gaan of het statuut nog toepasbaar is in de dan gegroeide situatie.

Wat is dan wél de juiste handelwijze? In  Het ontwikkelingsproces van een familiestatuut geef ik aanwijzingen voor het schrijfproces. Enkele belangrijke voorwaarden zijn daarbij dat 1. Het ontwikkelingsproces begeleid wordt door een externe adviseur die het vertrouwen geniet van alle betrokkenen en dat 2. Ruimschoots tijd wordt gemaakt voor het actief luisteren naar de overtuigingen en wensen van alle familieleden.

Tenslotte : Het opstellen van een statuut is zeker geen “rocket science” maar vereist wel een doordacht stappenplan en goede communicatieve- en sociaal-emotionele vaardigheden van de begeleider.