In iedere familieonderneming is sprake van drie belangengroepen.
Soms zijn ze grotendeels overlappend. Wanneer er sprake is van één DGA en er (nog) geen kinderen in de onderneming werkzaam zijn zullen, in het algemeen, de belangentegenstellingen beperkt zijn. Zodra echter de tweede generatie toetreedt tot de onderneming, hetzij als medewerker, hetzij als aandeelhouder, worden die belangenverschillen duidelijker zichtbaar.

Voordat we die verschillen belichten is het goed om het volgende in gedachten te houden: In familieondernemingen hebben belanghebbenden bijna altijd diverse gedeelde belangen. In niet-familie-ondernemingen komen juist de verschillen vaak prominent naar voren. Aandeelhouders hebben van nature andere belangen dan medewerkers. Wanneer die twee categorieën strikt gescheiden zijn, zal een belangenconflict eerder optreden dan wanneer beide rollen vervuld worden door dezelfde personen. De onderlinge verwevenheid leidt “als vanzelf” tot het zoeken van harmonie.

Want waar anders dan in een familiebedrijf zou de volgende opmerking kunnen worden gemaakt:

“Ik heb de marketingdirecteur nog gekend toen zij bij haar vader op schoot zat, achter zijn bureau”?

Of

“Ik ben niet geïnteresseerd in een maximale prijs voor mijn aandelen. Ik wil dat mijn zoon en dochter een redelijke prijs betalen en niet de komende 10 jaar onder grote financiële druk komen te staan”?

De gedeelde ondernemingsgeschiedenis, het “familieverhaal” is een van de bindende factoren voor de eigenaars, de familieleden, al dan niet werkzaam in de onderneming, maar ook voor de overige medewerkers.

In een familieonderneming is, naast het ondernemerschap, dus een van de uitdagingen om de belangen van eigenaars en familieleden binnen en buiten de onderneming blijvend in balans te houden.

In onderstaand schema, ontleend aan het werk van John Davis en Renato Tagiuri zijn de verschillende belangen schematisch in beeld gebracht:

In iedere familieonderneming is sprake van drie belangengroepen, die vaak bij de tweede generatie belangentegenstellingen krijgen.

De verschillende cirkels in dit model, met de verschillende posities van de betrokkenen, hebben bij elk familiebedrijf een eigen dynamiek. Wij kunnen 7 verschillende soorten belanghebbenden onderscheiden:

  1. Familieleden die geen eigenaar zijn, niet werken binnen het bedrijf en geen bestuurder of toezichthouder zijn.
  2. Niet-familieleden-eigenaren die geen functie binnen het bedrijf hebben en geen toezichthouder zijn.
  3. Medewerkers, directieleden en toezichthouders die geen familielid zijn.
  4. Familieleden die binnen het bedrijf werken of toezichthouder zijn, maar geen eigenaar zijn.
  5. Familieleden die niet binnen het bedrijf werken en geen toezichthouder zijn, maar wel eigenaar.
  6. Medewerkers, directieleden en toezichthouders, die geen familie zijn, maar wel eigenaar.
  7. Familieleden—eigenaren die in het bedrijf werken en/of toezichthouder zijn.

De belangen van de spelers in de verschillende “speelvelden” 1 tot en met 7  kunnen uiteraard uiteenlopen. Zo is de directeur – aandeelhouder in veld 7 primair verantwoordelijk voor de onderneming terwijl de spelers in veld 3 hun betrekking als het belangrijkste zullen zien en de aandeelhouders in veld 2 het rendement op hun aandelen.

Er zijn niet alleen verschillende belangen, maar ook verschillende waarden die bij het handelen van elk van de belanghebbenden als uitgangspunt voor het denken en handelen worden gehanteerd. Die waarden kunnen als volgt worden samengevat:

BINNEN DE ONDERNEMING ZIJN DE BELANGRIJKSTE WAARDEN:

WINSTMAXIMALISATIE, DOELMATIGHEID, CONTINUÏTEIT EN ZINGEVING

BINNEN DE FAMILIE KUNNEN DE BELANGRIJKSTE WAARDEN ZIJN:

HARMONIE, EENHEID EN SOLIDARITEIT

BINNEN DE EIGENDOMSVERHOUDINGEN ZIJN DE BELANGRIJKSTE WAARDEN:

HET GENEREREN VAN INKOMEN EN HET OPBOUWEN VAN VERMOGEN

In iedere familieonderneming komen vroeg of laat de belangenverschillen tussen bovenstaande groepen aan de orde.
Dat kan zijn bij de overdracht van aandelen, maar ook wanneer familieleden in dienst willen treden van de onderneming.
Of bij het al dan niet maken van onderscheid in beloning tussen familieleden en overige medewerkers.